Opheffing pact dwingt O-Europa tot nieuwe doctrine (2024)

Zo komt morgen, zesendertig jaar nadat de premiers van het blok in de Poolse hoofdstad plechtig hun handtekeningen onder het Verdrag van Warschau zetten, een weinig glorieus eind aan een weinig glorieuze organisatie, een “instrument van een stalinistische en hegemonistische politiek, “ zoals de Tsjechoslowaakse president Vaclav Havel het pact heeft genoemd. Zesendertig jaar van gemeenschappelijkheid - zesendertig jaar van Sovjet-controle op zowel het binnen- als het buitenlandse defensiebeleid van de satellieten.

Voor de kleine Oosteuropese landen dringt zich de vraag op hoe zij nu hun verdediging moeten inrichten. De opheffing van het Warschaupact heeft, zo zei Havel begin deze maand, nogal wat consequenties. In het verleden zou in het geval van oorlog tweederde van de Tsjechoslowaakse strijdkrachten onder het gemeenschappelijk opperbevel van het pact zijn geplaatst - nu is Praag eigen baas. Alle gesprekken, gedachten, theorien en opties over zaken als landsverdediging en over de richting vanwaar de vijand komt zijn tientallen jaren lang geent geweest op het gemeenschappelijke vijandbeeld en op het principe van blokken, van coordinatie, van ondergeschiktheid. Nu verandert alles. Nu moeten de Oosteuropeanen een nieuwe defensiedoctrine uitdenken.

Dat is voorlopig makkelijker gezegd dan gedaan. Zoals Havel op 21 maart, tijdens zijn bezoek aan de NAVO uiteenzette: “De voormalige leden van het Sovjet-blok glijden op gevaarlijke wijze af naar een politiek, economisch en veiligheidsvacuum. De opbouw van een democratisch systeem en de overgang naar een markteconomie werpen meer obstakels op dan verwacht.” Er is “nationalisme, xenofobie en nationale intolerantie”, er is een “desintegratie van de economie” die nog wordt verergerd door de gevolgen van de Golfoorlog, er is in het Oosten onzekerheid en in het Westen aarzeling bij het verschaffen van hulp. “Oude en opgedrongen politieke, economische en veiligheidsbanden zijn ineengestort, terwijl de nieuwe nog niet of slechts langzaam worden aangeknoopt.”

En dan is er ook nog de onzekerheid over de toekomst van de Sovjet-Unie, het schrikbeeld van de economische, politieke en etnische desintegratie van de grote buur, en de noodzaak daar - ook militair - op voorbereid te zijn. Tot dat schrikbeeld behoren de mogelijkheid van de komst van miljoenen economische vluchtelingen uit de Sovjet-Unie en een gewapend optreden tegen onafhankelijkheidsgezinde bewegingen in bijvoorbeeld Moldavie, in Litouwen, in de Oekraine.

De zuidelijke flank van het Oosten heeft nog nauwelijks de tijd gehad zich op een nieuwe defensiedoctrine te bezinnen: Roemenie en Bulgarije hebben de handen vol aan de instabiele economische en politieke toestand in eigen land, al heeft men in Boekarest al wel tijd genoeg om zich ongerust te maken over de ramp die de Roemenen wacht bij een militair optreden tegen de broeders over de grens, in Moldavie.

In Hongarije, Tsjechoslowakije en Polen is men verder, in elk geval in het denken - nog niet in het handelen. Als het aan deze drie landen zou liggen zou men liever vandaag dan morgen het roer omgooien, de Sovjet-troepen het land uitsturen en zich bij de NAVO aansluiten. Maar men weet, in Warschau, Praag en Boedapest, dat de NAVO niet om nieuwe leden verlegen zit. Havel op 21 maart in Brussel: “We weten dat we voorlopig geen volledig NAVO-lid kunnen worden. Maar we geloven dat het bondgenootschap van landen die met elkaar verbonden zijn door de idealen van vrijheid en democratie zich niet permanent moet afsluiten voor naburige landen die hetzelfde doel nastreven.” Tsjechoslowakije, aldus Havel, kan niet simpelweg het IJzeren Gordijn van de west- naar de oostgrens verleggen.

Het NAVO-lidmaatschap is overigens niet onomstreden in Tsjechoslowakije, met name in Slowakije zijn heel wat kritische stemmen opgegaan. Nog voor Havels gang naar Brussel waarschuwden Slowaakse commentatoren: “Zoals na de Tweede Wereldoorlog onze voormalige leiding te veel haast had met haar huwelijk met het Sovjet-leger, ziet onze huidige leiding te gretig uit naar een alternatieve partner. De scheiding is nog maar net uitgesproken of we flirten al met de NAVO. En weer tonen we geen ruggegraat, alweer zoeken we hulpeloos naar iemand die voor ons zorgt.”

Erg krachtig zijn die sceptische stemmen echter niet: voor de meeste Tsjechoslowaken is het verlangen naar 'Europa' en de angst voor instabiliteit in het oosten te groot. Voorlopig proberen Polen, Hongarije en Tsjechoslowakije het “veiligheidsvacuum” waarin ze zijn beland te vullen met bilaterale akkoorden met de buurlanden, waarin aandacht moet worden geschonken aan defensiezaken. Er bestaan al Pools-Tsjechoslowaakse en Hongaars-Roemeense verdragen en tien dagen geleden kwam daar een Hongaars-Pools akkoord bij; daarnaast komen vooral de Sovjet-Unie, Duitsland en misschien zelfs Frankrijk voor zulke akkoorden in aanmerking. Op langere termijn denkt men de eigen veiligheidsbehoefte te kunnen garanderen onder de pan-Europese paraplu van de collectieve veiligheid. De drie landen hebben onlangs op de topontmoeting van Visegrad afspraken gemaakt over militaire consultatie en samenwerking, onderwijl wachtend op wat de NAVO en de WEU over Oost-Europa besluiten.

Maar bilaterale verdragen hebben hun beperkingen: ze hebben een beperkte looptijd, zijn onderhevig aan amendering en kunnen zelfs worden geschonden. Intussen moet er op het gebied van de stationering van de eigen troepen en hun opleiding en uitrusting echter wel wat gebeuren, want de verkruimeling van de Sovjet-Unie wacht niet tot NAVO en WEU het intern eens zijn over hun rol in de toekomst.

De legers van Polen, Hongarije en Tsjechoslowakije zijn tientallen jaren lang gestructureerd, opgeleid en gestationeerd op grond van Sovjet-opvattingen. Hun commandosystemen kunnen door de Russen worden afgeluisterd en onklaar worden gemaakt, hun officieren hebben al die jaren naar Sovjet-bevelen moeten luisteren en zijn “afgericht” volgens het principe van de collectieve en westwaarts gerichte oorlogvoering. Zelfs bij de strategische spelletjes op hun stafkaarten, zo klaagde vorig jaar al een Poolse onderminister van defensie, hebben Poolse officieren moeite met de kleuren: al die jaren werden “onze” troepen met de kleur rood aangegeven en kreeg de vijand de kleur blauw, en dat dat nu anders ging was voor velen wennen.

Nog veel problematischer is de vraag uit welke richting tegenwoordig de vijand kan komen. Tsjechoslowakije en Polen hebben sterk verdedigde west- en onverdedigde oostgrenzen. Van de tien Tsjechoslowaakse divisies liggen er acht in het westen en maar twee in Slowakije en langs de grens met de Sovjet-Unie zijn pas onlangs voor het eerst sinds 1938 troepen gestationeerd. Van de Poolse strijdkrachten is veertig procent in het westen en maar een kwart in het oosten gelegerd.

Praag en Warschau hebben al vorig jaar militaire eenheden van west naar oost verplaatst, maar dat blijkt een moeilijke en kostbare operatie te zijn: er zijn in dat oosten te weinig kazernes en terreinen, er is geen infrastructuur en er zijn te weinig huizen voor duizenden of tienduizenden militairen, die vaak met hun gezinnen moeten worden verplaatst. En erg groot is het verlangen naar verhuizing ook niet, want overal gaat het oosten van het eigen land door voor verwaarloosd, arm en onderontwikkeld. De verplaatsing van een Poolse divisie van west naar oost kost meer dan tweehonderd miljoen gulden. Alleen in Hongarije - geen frontlijnstaat volgens de opvattingen van het Warschaupact - is de symmetrie wat groter.

Het is geen wonder dat Lech Walesa in januari het optreden van Sovjet-troepen in Litouwen al omschreef als “een dodelijk gevaar” voor Polen: de Poolse noordgrens ligt open, voor Sovjet-troepen en voor Litouwse vluchtelingen, en geen Poolse generaal kan daar iets aan veranderen. Zelfs niet als de redeployment van de Poolse strijdkrachten is voltooid: in de hoofdsteden van de kleine Oosteuropese landen is men zich er terdege van bewust niet in staat te zijn geheel op eigen kracht voor de eigen verdediging te kunnen zorgen. Men blijft dus maar hopen, op Europa, op NAVO en WEU, op Helsinki, en vooral op het uitblijven van die verkruimeling van de grote oosterbuur.

Een versie vandit artikelverscheen ook inNRC Handelsbladvan 30 maart 1991.

Opheffing pact dwingt O-Europa tot nieuwe doctrine (2024)

References

Top Articles
Latest Posts
Article information

Author: Edwin Metz

Last Updated:

Views: 5912

Rating: 4.8 / 5 (78 voted)

Reviews: 93% of readers found this page helpful

Author information

Name: Edwin Metz

Birthday: 1997-04-16

Address: 51593 Leanne Light, Kuphalmouth, DE 50012-5183

Phone: +639107620957

Job: Corporate Banking Technician

Hobby: Reading, scrapbook, role-playing games, Fishing, Fishing, Scuba diving, Beekeeping

Introduction: My name is Edwin Metz, I am a fair, energetic, helpful, brave, outstanding, nice, helpful person who loves writing and wants to share my knowledge and understanding with you.